| |
| |
| |
Zeger Verleye
Koloniale schaamte als politiek vraagstuk
Het koloniale verleden van België wordt vaak omschreven als ‘een zwarte bladzijde’ in de Belgische geschiedenis. De hernieuwde aandacht voor dit verleden, met onder andere de heropening van het Museum van Centraal-Afrika in Tervuren en de populaire serie ‘Kinderen van de Kolonie’, toont de huidige Belgische bevolking de wandaden van hun landgenoten, destijds, in Congo, Rwanda en Burundi. We kunnen vaststellen dat dit verleden gevoelens van schaamte opwekt, althans bij een deel van de bevolking. Het is hierbij belangrijk om de politiek rond schaamte te begrijpen. Hoewel de academische wereld lange tijd emoties ondergeschikt maakten aan politieke stellingname, is er sinds twintig jaar - terecht - aandacht voor hun samengaan. De angst na terreur, de vreugde na een militaire overwinning en het verdriet na een nederlaag zijn geen onbeduidende reacties op politieke handelingen. Emoties scheppen de manier waarop mensen en collectieven de wereld begrijpen, met het gevolg dat ze betekenisvol zijn bij politieke kwesties en conflicten.
In dit essay wordt de politiek van koloniale schaamte besproken aan de hand van een analyse van het initiatief Sorry is een begin (www.sorryiseenbegin.be), een brievenwedstrijd waar werd gevraagd om verontschuldigingen vanuit België aan Congo te schrijven. De lezing van de ingezonden brieven wordt gedaan aan de hand van het werk van Sara Ahmed, The Cultural Politics of Emotion (2004). Ahmed legt de nadruk op de manier waarop emoties een rol spelen in het construeren en reproduceren van een nationale identiteit. Dit essay heeft een meer bescheiden doel. Het zal een schets geven van de manier waarop koloniale schaamte politieke houdingen inspireert. Hiermee beoogt de analyse een inzicht te geven in initiatieven zoals Sorry is een begin en ontleedt zij huidige politieke attitudes over het koloniale verleden van België.
| |
| |
| |
Schaamte als politieke emotie
Katrien Schaubroeck beschrijft schaamte als het gevoel dat volgt na een negatief zelf-oordeel. Bij het falen van een norm of het niet voldoen aan een ideaalbeeld wordt het zelf geviseerd als object van slechtheid. Vaak wordt deze emotie gecontrasteerd met schuld, wat het gevoel is dat ontstaat bij het stellen van een verkeerde handeling. Het object van slechtheid is hier de actie, niet het zelf. Dus, waar schuld volgt omdat je iets verkeerd hebt gedaan, ervaar je schaamte wanneer je gelooft dat je verkeerd bent. Hoewel dit theoretisch onderscheid wordt gehanteerd, vallen de twee emoties in de werkelijkheid vaak moeilijk van elkaar te scheiden. Bij het overtreden van een verkeersregel, bijvoorbeeld, zou de bestuurder zich zowel schuldig kunnen voelen, als zich kunnen schamen, dat hij een slechte chauffeur is. Om die reden spreekt socioloog Thomas Scheff (2000) liever over schaamte als een ‘familie van emoties’, die onder meer schuld, gêne en vernedering omvat.
Wat bij deze familie van emoties cruciaal blijkt, is de aanwezigheid van een feitelijke of ingebeelde toeschouwer. Deze fungeert als een ideaalbeeld waarmee je jezelf vergelijkt. Dit kan iemand zijn naar wie je opkijkt, maar ook iemand van wie je vindt dat hij een gelijkwaardige status heeft als jezelf. Voor een middelbare scholier is dit bijvoorbeeld de populairste persoon van de klas, of de klasgenoot die je als sociale gelijke beschouwt. Bij het ervaren van schaamte oordeel je dat je slecht bent in de ogen van deze ideale andere, waardoor je zelfachting daalt. Je ondervindt hierbij een brandend gevoel op de huid, begint te blozen en je draait je lichaam weg van eventuele toeschouwers, wat Schaubroeck terecht als ‘onderwerpingsgedrag’ omschrijft. Deze pijnlijke emotie werkt dus ontradend voor ongewenst gedrag. Hierdoor is schaamte een ervaring die mensen onderwerpt aan de regels van de samenleving.
Daarnaast is schaamte een belangrijke ervaring in de socialisering van een individu, althans volgens Martha Nussbaum (2004). Initieel houdt deze emotie in dat de slechtheid van het zelf wordt blootgesteld aan de toeschouwer, waardoor de relatie in het gedrang komt. Als reactie wil het individu dit rechtzetten door de slechtheid in zichzelf te verwijderen. Om dit herstel van het zelf te bekomen, moet de beschaamde bewijzen dat het falen een tijdelijke inbreuk was: de beschaamde zal de relatie niet opnieuw op het spel willen zetten. De rechtzetting die het individu zal betrachten, heeft als doel om de band met de toeschouwer terug op te bouwen. Als gevolg hiervan zal het zelfbeeld van de beschaamde worden hersteld en zal het gevoel wegebben. Deze dynamiek van ontkennen en bevestigen van wat de relatie bijeenhoudt, zorgt ervoor dat schaamte een cruciale ervaring is voor het doorleven van persoonlijke relaties.
| |
| |
Indien een maatschappelijke kwestie het object van schaamte omringt, wat bijvoorbeeld het geval is bij seksuele geaardheid of huidskleur, wordt deze emotie politiek. In eerste instantie houdt het voelen van schaamte een negatieve beoordeling in over de desbetreffende kwestie. Wanneer iemand zich schaamt voor, bijvoorbeeld, zijn huidskleur, dan is het zelf-oordeel dat die huidskleur slecht is. Het is niet enkel deze stellingname die politiek is, maar ook de verhouding van de emotie tot de kwestie. Indien een bepaalde kwestie als taboe of schaamtevol wordt ervaren, krijgt het gevoel een politieke waarde toegekend. Het beste voorbeeld hiervan is de Gay Pride, die direct ingaat tegen het idee dat een geaardheid schaamtevol zou moeten zijn. Ten slotte is het gevoel politiek doordat het een ervaring is waardoor conflicten worden beslecht. Door zichzelf te onderwerpen, wil de beschaamde immers de normale gang van zaken te herbevestigen.
Schaamte wordt eveneens politiek wanneer de natie het object vormt. In dit geval wordt er gesproken van nationale schaamte. Dit is de notie dat de staat, of de gemeenschap die deze vertegenwoordigt, verkeerd is geweest. De bevolking beoordeelt dit falen en vergelijkt zich met andere gemeenschappen die zij belangrijk acht. In het geval van België zijn dit bijvoorbeeld de buurlanden, invloedrijke handelspartners, of landen die het als zijn gelijke beschouwt. Een specifieke vorm van nationale schaamte is koloniale schaamte. Bij het ontdekken van een pijnlijk koloniaal verleden verliest de bevolking het respect voor de nationale identiteit, wat aanleiding geeft voor initiatieven om dit weer recht te zetten. De recente aandacht voor het koloniale verleden van België kan bijgevolg gezien worden als een vorm van zelfanalyse waarmee de slechtheid van de samenleving eerst zichtbaar wordt gemaakt, en vervolgens rechtgezet.
| |
Sorry als begin
Sorry is een begin is een actie van de vzw Creative Belgium die de bevolking van België begin dit jaar opriep om een verontschuldiging, in de vorm van een brief, aan de Congolese bevolking te schrijven. De inzendingen werden vervolgens beoordeeld door een diverse jury van academici, journalisten, activisten en schrijvers, die een selectie maakte uit de best verwoorde verontschuldigingen op basis van hun literaire kwaliteiten en emotionele allooi. Voor dit essay houden we het bij de vijf brieven (drie Franstalige, twee Nederlandstalige) die de wedstrijd hebben gewonnen. Doordat deze teksten expliciet emotioneel geladen zijn, geven zij de mogelijkheid om door te vragen over de rol en betekenis die aan deze gevoelens worden gegeven. Meer bepaald, de analyse van het discours van deze teksten geeft weer hoe de schrijvers koloniale schaamte begrijpen. Hoewel de auteurs van de brieven
| |
| |
uiteraard schreven op persoonlijke titel, kunnen we er wel inzichten mee verwerven over de politieke betekenis van hun schaamte.
Over het algemeen gesproken kunnen we vaststellen dat gevoelens van schaamte doorheen de brieven erg expliciet aanwezig zijn. Gezien de opzet van dit initiatief lijkt dit nogal een vanzelfsprekende vaststelling. Een verontschuldiging is echter niet noodzakelijk het resultaat van schaamte. Een verontschuldiging kan ook komen na het voelen van berouw, bijvoorbeeld bij een sterfgeval. In tegenstelling tot een dergelijke uiting van verdriet suggereren verontschuldigingen na schaamte meestal verantwoordelijkheid over het gedane kwaad. De schrijvers van de brieven geven duidelijk aan dat België de verantwoordelijkheid draagt voor misdaden in het (post-) koloniale verleden. De wederkerende zinsconstructies ‘Het spijt me dat’ (Bi) en ‘Je te demandepardon’ (B2) die aan een opsomming van misdaden voorafgaan, zijn daar het meest nadrukkelijke bewijs van. Deze beschrijvingen vormen bijgevolg onverbiddelijke herinneringen aan de norminbreuken, geweldplegingen en mensenrechtenschendingen die België heeft begaan.
Daarnaast tonen de brieven hoe de auteurs de relatie tussen België en zijn voormalige kolonies verbeelden. Ten eerste is er een neiging om vooral over Congo te spreken, en Rwanda en Burundi niet te vermelden (Bi, B2, B3, B4), wellicht omdat dit expliciet de opdracht was, maar ook omdat de misdaden in dit land meer tot het collectieve bewustzijn behoren. Het toont aan dat het verleden in Congo het object van schaamte vormt en niet zozeer het Belgisch kolonialisme in zijn geheel. Enkel de laatste brief gaat hier op in. Ten tweede wordt België voorgesteld als een kanker (B2) in de bilaterale relatie en als een hebzuchtige staat (B3); dit in contrast met het moedige, mooie, levendige, toegeeflijke en vrijgevige Congo (B2, B4). Dit bevestigt het idee dat er een slechtheid in België leeft, vergeleken met zijn geïdealiseerde slachtoffer. Ten slotte wordt de relatie tussen de twee samenlevingen in familiale (B2, B3, B4), of zelfs amoureuze (B3), termen omschreven. Er wordt een sterke relatie, een hechte band, verondersteld. In de beeldvorming van de brievenschrijvers is België slecht geweest voor Congo, maar hebben de twee landen desondanks nog altijd een sterke verbintenis.
Waar men zich voor schaamt is ook duidelijk op te maken uit de brieven: het koloniale verleden van België en de daarbij horende misdaden, het voortbestaan van racisme in de samenleving, en de afwezigheid van een rechtzetting van België aan diens voormalige kolonies. De schrijvers geven daarbij aan hoe met deze inbreuken moet worden omgegaan, namelijk ze ‘niet te vergeten’ (Bi, B4, B5). Dit staat in tegenstelling tot hoe men in het verleden met koloniale verzoening is omgegaan (B5):
| |
| |
Wanneer in het verleden pogingen werden gedaan tot verontschuldigingen waren deze zéér halfslachtig. Slechts bepaalde slachtoffers worden herdacht, niet de gehele bevolking. Het ‘Lumumba’-plein in Elsene krijgt niet de eervolle plek die het wél verdient. Bordjes met uitleg bij koloniale standbeelden zijn vaak amper genuanceerd of trekken weinig tot geen aandacht. Het Afrikamuseum doet verre van wat het moet doen. We verzwijgen en vergeten. Vandaar dat de verontschuldigingen uit het verleden niet verder komen dan wat gestotter.
Dit halfslachtige optreden maakt deel uit van de slechtheid van België. De auteurs doen bijgevolg een oproep om de ‘laideur des faits relatés’ [lelijkheid van de vertelde feiten] (B4) te onthullen, namelijk door expliciet de fouten en slechtheid te bespreken. De onthulling, die eigen is aan schaamte, geeft de brieven een emotionele toon die de boodschap kracht bij zet. Het inzetten van dit gevoel is meer dan een literair instrument: het toont aan dat de briefschrijvers het verlangen hebben om door de andere in de relatie beoordeeld te worden. De schrijver van de eerste brief is hier het meest expliciet in (B1): ‘Ik geef me bloot, aan jou, met heel mijn naakte, kwetsbare mensenziel, in net dezelfde mooie kleur als die van jou.’ Deze wens om te onthullen is, althans volgens de theorie, een expliciete oproep om tot een rechtzetting te komen.
De brieven verschillen van elkaar wanneer gesproken wordt over de manier waarop een rechtzetting plaats zou kunnen vinden. De eerste drie (B1, B2 en B3) beperken zich tot een persoonlijke verontschuldiging. Impliciet kan wel worden vastgesteld dat de auteurs geloven dat België een verandering moet doormaken, maar de briefschrijvers maken dit niet concreter. De twee laatste brieven (B4 en B5) zijn meer uitdrukkelijk in hun eis aan de lezer om het schaamtevolle verleden recht te zetten. In de vierde brief vraagt de schrijver om vergiffenis aan Congo. De auteur bespreekt België als ‘un enfant qui voudrait tant réparer l'irréparable’ [een kind dat zo graag het onherstelbare wil repareren]. Meer bepaald, een kind dat houdt van zijn ouder en hoopt op onvoorwaardelijke liefde, die het in honderdvoud zal teruggeven. Hiermee wordt de beslissing in de handen van Congo gelegd en wordt België in een ondergeschikte positie geplaatst. Dit wil niet zeggen dat het kwade van voordien moet worden vergeten, of dat het vertrouwen zich al zal hebben hersteld. De vergiffenis dient, volgens de auteur, voornamelijk om ‘libérez vos enfants, vos petits enfants et les générations a venir des griffes de la haine et du souvenir venimeux et accordez a tous la paix des esprits et des cxurs’ [bevrijd uw kinderen, uw kleinkinderen en de komende generaties uit de klauwen van de haat en van het giftige geheugen en verleen aan allen rust van geest en hart]. De auteur geeft dus aan dat België zich, als
| |
| |
een kind, moet onderwerpen aan het oordeel van Congo, maar dat Congo België moet vergeven om de toekomende generaties te vrijwaren van de haat en het vergif. Daarmee legt de schrijver het politieke oordeel over de verzoening in handen van Congo, want België is zo onkundig dat het niet waardevol kan bijdragen.
Dit staat in contrast met de rechtzetting die de laatste brief (B5) voorstelt. De schrijver van deze brief geeft aan dat ‘een koloniaal heden nog steeds een bittere realiteit is’. Voor de auteur is de verontschuldiging die de brief bevat dan ook maar een begin en moet deze aan concrete voornemens worden gekoppeld. Dit houdt in: stemmen op de juiste partijen, aandacht voor Congolezen in het onderwijs en media, en een dialoog beginnen om de nationale geschiedenis te herschrijven, de publieke ruimte opnieuw in te richten en uit te zoeken hoe onze landen elkaar kunnen ondersteunen. Deze voornemens vormen het bewijs dat de misdaden van het verleden en de onachtzaamheid van het heden maar tijdelijk zijn en dat de relatie zal verbeteren. Voor de auteur is de rechtzetting dus niet in handen van Congo, maar dient België in eerste instantie de eigen slechtheid te veranderen. Meer bepaald, het land hoort dit signaal te gebruiken om een politieke en morele vernieuwing aan te vatten.
| |
Sorry als einde
Met deze beknopte analyse komen we tot cruciale inzichten over de politieke rol van koloniale schaamte. Het gevoel van de schrijvers brengt morele attitudes voort over de Belgische natie, die door hen als verantwoordelijke wordt aangeduid. Op hun beurt creëren deze houdingen politieke stellingnames over wat er moet gebeuren met het koloniale verleden. Daarnaast wordt er vanuit deze emotie bepleit om de relatie met Congo - in mindere mate Rwanda en Burundi - te verbeteren. De analyse laat ook zien dat de koloniale schaamte rechtstreeks politieke meningen inspireert over hoe de verzoening moet gebeuren. De analyse kan nog dieper ingaan op dit thema: welke normen worden er blootgelegd in deze brieven? Aan welke gemeenschap onderwerpen de schrijvers zichzelf? Hoe internationaal is dit gevoel? Op welke manier representeren de brieven de Belgische natie? Op basis van dit beperkte materiaal kunnen dit soort vergevorderde vragen helaas niet worden beantwoord.
Wel kan een algemene vaststelling worden gemaakt over koloniale schaamte in België. De schaamte is een signaal dat de relaties met de voormalige kolonies, maar vooral Congo, belangrijk worden geacht. Het initiatief geeft aan dat er stemmen zijn in de Belgische samenleving die willen aangeven dat ze het goed bedoelen met Congo. Door deze intenties te uiten,
| |
| |
hopen de auteurs echter niet alleen op een verzoening, maar ook dat België zich van haar schaamte zou kunnen ontdoen. Misschien hopen ze zelfs, door het schaamtevolle verleden te overwinnen, weer trots te kunnen zijn op hun gemeenschap. Volgens Sara Ahmed moet er bedachtzaam worden omgegaan met een dergelijke redenering. Een rechtzetting, in dit geval het uiten van een verontschuldiging, biedt immers een mogelijkheid om het falen wederom te vergeten door een herstel van het zelfbeeld. Initiatieven als Sorry is een begin geven, meer bepaald, een platform aan de Belg die worstelt met het duistere verleden van zijn land. Het lezen van de brieven - en het schrijven wellicht ook - is een therapeutische ervaring die de lezer een vorm van catharsis aanbiedt. De kans bestaat echter dat het hierbij blijft. Zonder daadwerkelijk in interactie te gaan met Burundi, Congo en Rwanda over het gedeelde koloniale verleden, is een dergelijk - ongetwijfeld oprecht - initiatief enkel van betekenis voor de Belgen die eraan deelnamen. Op die manier kan een initiatief dat het koloniale verleden aankaart, de onderliggende kwestie evengoed opnieuw verhullen.
| |
Literatuur
Sara Ahmed, 'Ihe Cultural Politics of Emotion, Edinburgh University Press, Edinburgh, 2004. |
Martha Nussbaum, Hiding from Humanity, Disgust, Shame and the Law, Princeton University Press, Princeton, 2004. |
Thomas J. Scheff, ‘Shame and the Social Bond. A Sociological Theory’, in Sociological Theory, jaargang 18, nummer 1, 2000, blz. 84-99. |
|
|