David, vernemende de spotterijen sijner vervolgeren, die haer tijtverdrijf maeckten van sijn droevigh vluchten ende swerven, neemt toevlucht tot Godt, ende verklaert sijn geloove van Godts voorsichtigheyt, die beyde, vromen ende godtloosen, siet, proeft, ende richten sal.
| |
7
Want de HEERE is rechtveerdigh, hy heeft 14 gerechtigheden lief; sijn aengesicht 15 aenschouwt den 16 oprechten.
|
-
1
- Siet Psalm 4. op vers 1.
-
2
- Saul ende sijne toestanders, die David met sulcke propoosten beschimpten, als hebbende (soo sy meynden) geenen anderen toevlucht, als dat hy sich verstack ende omsworf op het geberghte, huppelende van de eene plaetse op de andere, als een vogel: maer sy meynden hem wel te betrappen, niet denckende op Godt, die Davids troost ende toevlucht was.
-
4
- Als of hy seyde; Het is geen wonder, datse soo trotz spreken, want sy meynen het soo vast beleyt te hebben, datse niet en sullen missen, maer my ende de mijne sonder twijffel treffen.
-
5
- Dat is, in het verborgen. Vergelijckt Psalm 10. versen 8, 9.
-
6
- Dat is, alle vreese Godts, gerechtigheyt ende billickheyt, (die als fondamenten van Israëls staet zijn) worden omgekeert: dewijle men my ende andere vrome onschuldige (die men oock met recht voor fondamenten des lants mach houden, Proverb. 10.25.) in den gront soeckt uyt te roeijen. Ofte aldus: maer die fondamenten (dat is, opsetten, voornemens, vaste besluytingen) sullen omgestooten worden. Siet Psalm 8. op vers 3. Iesa. 19.10. dese beyde oversettingen passen wel op het voorgaende ende volgende.
-
7
- Dat is, in sijn heyligh palleys, te weten, in den hemel, als de volgende woorden schijnen te verklaren. Anders kan men het oock verstaen van den tabernakel. Siet Psalm 5. op vers 8. Hab. 2.20.
-
8
- Siet Psalm 7. op vers 10.
-
9
- Alsoo dat hy hem voor goet kenne.
-
10
- Menschelick van Godt gesproken, als Levit. 26.11. De sin is, Godt haet hem ernstelick.
-
11
- Dit beteeckent onverwachte, strenge ende onvermijdelicke oordeelen Godts. Siet Iob cap. 18. versen 9, 10. ende 22.10. Iesa. 8.14. ende 24.17, 18.
-
12
- Als Sodoma, Gomorra, etc. over quam, Gen. cap. 19. ende Gog gedreyght wort, Ezech. 38.22. zijn de afbeeldingen van het eeuwigh helsch vyer, Iude vers 7. Apoc. 20.10.
-
13
- Dat is, haer bescheyden ofte toegeleyt deel. Vergelijckt Iob 20.29. ende de aenteeckeninge. Een maniere van spreken genomen van de huysvaders, die elcken huysgenoot sijnen dranck toedeelden ende inschoncken, na de wijse der ouden. Hier wort het verstaen van der godtloosen straffe: als oock Apocal. 14.10. ende elders: van het kruys der Kercke, Psalm 73.10. ende in het gemeyn van het lijden der vromen, ende godtloosen, Psalm 75. vers 9. maer anders Psalm 16.5. ende 23.5. Siet oock Iob 21. op vers 20.
-
14
- Vergelijckt Psalm 9.9. Dat is, alle rechtveerdige saken, alles wat recht is.
-
15
- Met sijn vaderlick aengesicht, om hem gunste ende voorsorge te bewijsen.
-
16
- Hebr. rechten, rechtsinnigen.
|