Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijWetten rakende de offerhande van het feest der Trompetten, vers 1, etc. sijn brand-offer, 2. ende sijn sond-offer, 5. van het feest der Versoeninge, 7. sijne offeren, 8. van het feest der Loofhutten, gedurende seven dagen, 12. met elcken daeghs-offer, des eersten daeghs, 13. des tweeden, 17. des derden, 20. des vierden, 23. des vijfden, 26. des sesten, 29. des sevenden, 32. van den achtsten dagh, dewelcke was een groote vyerdagh, 35. sijne offeren, 36. Besluyt des Capittels, bestaende in een bevel, ende sijne uytvoeringe, 39. | |
[fol. 73r\Offerhanden.]
| |
3Ende haer spijs-offer van meelbloeme, met olie gemenght: drie 5 tienden tot den varre, twee tienden tot den ram, | |
5Ende eenen geytenbock ten sond-offer; om over u-lieden versoeninge te doen; | |
8Maer ghy sult brand-offer, ten lieflicken reucke den HEERE offeren, eenen jongen varre, eenen ram: seven eenjarige lammeren; c volkomen sullen sy u zijn. | |
9Ende haer spijs-offer van meelbloeme met olie gemenght: drie tienden tot den varre, twee tienden tot den eenen ram. | |
11Eenen geytenbock ten sond-offer: behalven het 13 sond-offer der versoeningen, ende het gedurigh brand-offer, ende sijn spijs-offer, met hare dranck-offeren. | |
12Insgelijcks op den vijftienden dagh deser sevender maent, sult ghy eene 14 heylige t’samenroepinge hebben, geen dienstwerck en sult ghy doen: maer seven dagen sult ghy den HEERE een feest vyeren. | |
13Ende ghy sult een brand-offer, ten vyer-offer offeren ten lieflicken reucke den HEERE, 15 dertien jonge varren, twee rammen; veertien eenjarige lammeren, sy sullen volkomen zijn. | |
14Ende haer spijs-offer van meelbloeme, met olie gemenght: drie tienden tot 16 eenen varre, tot die dertien varren toe, twee tienden tot eenen ram, onder die twee rammen: | |
15Ende t’elcken een tiende tot een lam; tot die veertien lammeren toe; | |
16Ende eenen geytenbock ten sond-offer: behalven het gedurigh brand-offer, sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
17Daer na 17 op den tweeden dagh twaelf jonge varren, twee rammen; veertien volkomene eenjarige lammeren, | |
18Ende haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren in haer getal, 18 na de wijse: | |
19Ende eenen geytenbock ten sond-offer: behalven het gedurige brand-offer, ende sijn spijs-offer, met hare dranck-offeren. | |
21Ende hare spijs-offeren, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren in haer getal, na de wijse: | |
22Ende eenen bock ten sond-offer: behalven het gedurigh brand-offer, ende sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
23Voorder op den vierden dagh, tien varren, twee rammen; veertien volkomene eenjarige lammeren, | |
24Haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren in haer getal, na de wijse: | |
25Ende eenen geytenbock ten sond-offer: behalven het gedurigh brand-offer, sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer.[kolom] | |
26Ende op den vijfden dagh negen varren, twee rammen; ende veertien volkomene eenjarige lammeren, | |
27Ende haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren, in haer getal, na de wijse: | |
28Ende eenen bock ten sond-offer: behalven het gedurigh brand-offer, ende sijn spijs-offer; ende sijn dranck-offer. | |
29Daer na op den sesten dagh, acht varren, twee rammen; veertien volkomene eenjarige lammeren, | |
30Ende haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren, in haren getale, na de wijse: | |
31Ende eenen bock ten sond-offer, behalven het gedurigh brand-offer, sijn spijs-offer, ende sijne dranck-offeren. | |
32Ende op den sevensten dagh, seven varren, twee rammen; veertien volkomene eenjarige lammeren, | |
33Ende haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot de varren, tot de rammen, ende tot de lammeren, in haer getal, na hare wijse: | |
34Ende eenen bock ten sond-offer, behalven het gedurigh brand-offer, sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
36Ende ghy sult een brand-offer ten vyer-offer offeren, [ten] lieflicken reucke den HEERE, eenen varre, eenen ram, seven volkomene eenjarige lammeren, | |
37Haer spijs-offer, ende hare dranck-offeren tot den varre, tot den ram, ende tot de lammeren, in haer getal, na de wijse: | |
38Ende eenen bock ten sond-offer: behalven het gedurigh brand-offer, ende sijn spijs-offer, ende sijn dranck-offer. | |
39Dese dingen sult ghy den HEERE doen op uwe gesette hooghtijden: behalven uwe 21 geloften, ende uwe vrywillige offeren, met uwe brand-offeren, ende met uwe spijs-offeren, ende met uwe dranck-offeren, ende met uwe danck-offeren. | |
40Ende Mose sprack tot de kinderen Israëls, na al dat de HEERE Mose geboden hadde. |
|