|
| |
| | | |
Verzen
Door S.G. Reddingius-van Harlingen.
Ik droom zoo zachtjes voor mij heen,
Mijn eigen wereld fijn en teer -
Ik vind mijn stil geluk hier weer,
Niets wat ik meer begeer....
Een vreugde groot voor al wat is,
Voor alle liefde, die ik voel -
Hier in het bosch zoo luw en koel,
Ver van het menschgewoel....
De morgen schimt ivorig blank,
Zoo tusschen boom en struiken door,
Mij komt nu alles anders voor,
En smart gaat hier te loor....
Dat doet het stille, milde bosch,
Dat doet der vogels blij gezang,
Dat doet des morgens ommegang,
't Is al wat ik verlang....
| | | |
O droomen, droomen, droomen,
De lente maakt zoo blij -
Hoe lief is ons het leven
Hoe licht is ons het leven
Te loopen droomen, droomen,
De lente maakt zoo blij -
Mijn lief de blije Meiglans
Ik dans een lichte Meidans
En zing een klein gedicht.
Te dansen, dansen, dansen,
Te zien je blij gezicht -
Te kussen zacht je mond -
O loopen droomen, droomen,
Het doet van vreugd mij schreien,
En maakt me angstig blij. -
| | | |
Is het zoo schoon te gaan,
Daar licht de lucht nog gouden,
Daar zwieren in een blonde rei,
De blanke elven zij aan zij,
In sprookjes-vollen dans. -
Zij brengen ons den toover aan,
Van in een droomenland te gaan,
Gaan wij, mijn lief en ik,
Daar alles is vol gratie,
Gebaar en gang en blik. -
De elven gaan ons lichtend voor,
Wij volgen zacht het dichtend koor,
Door 't stille goudpaleis -
En als het woudgezicht verdroomt,
Ruischt nog alleen langs 't oud geboomt,
|
|
|