Madoc. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermdDe epische wereldEvert van den Berg en Bart Besamusca (red.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief. Muiderberg (Coutinho), 1992. 144 p. Geïll. ISBN 90-6283-868-5. f 24,50.Wie komt er in aanmerking om het twintigste-eeuwse middelpunt te vormen van een verhalencomplex dat over een paar honderd jaar nog de ronde zal doen? De recente hetzige belangstelling voor het Engelse koningshuis ten spijt, het zal wel niet kroonprins Charles zijn wiens daden over enkele eeuwen in verhalen worden gememoreerd. Nu het erop lijkt dat alleen onthullingen uit de privé-sfeer van een koningshuis nog tot de verbeelding van het grote publiek spreken, acht ik de kans op epische concentratie van lange adem rond prins Charles en Lady Di verkeken. De vorst is mens geworden en hij en de zijnen staan bloot aan de telelenzen van de schandaalpers. De term Karelepiek zal dus wel voorbehouden blijven aan de verhalen die ontstaan zijn rondom de grote telg uit een ouder, middeleeuws vorstenhuis. Karel de Grote en zijn voorgangers, tijdgenoten en opvolgers, hebben in de Middeleeuwen heel wat verhaalstof doen opwaaien. Die verhalen en liederen circuleren aanvankelijk mondeling, maar in de twaalfde eeuw worden in het Oudfrans de eerste chansons de geste op schrift gesteld. Het vermaarde Chanson de Roland is de oudste vertegenwoordiger van dit genre, dat zijn grootste bloei heeft gekend tussen 1150 en 1300. Die populariteit is over de taalgrenzen heen uitgestraald; de Middelnederlandse letterkunde dankt er zelfs een afzonderlijk genre aan, dat bekend staat als de Karelroman. Vooral in de dertiende, maar ook nog in de veertiende eeuw worden chansons de geste omgewerkt tot Middelnederlandse Karelromans. Later maken sommige van deze versromans nogmaals carrière in druk, waarbij de verzen meestal worden omgezet in proza. Zo gaat De historie vanden vier Heemskinderen, die tot in de vorige eeuw is herdrukt, terug op de dertiende-eeuwse versroman Renout van Montalbaen, op zijn beurt | |
[pagina 239]
| |
een bewerking van een Oudfrans chanson de geste dat stamt uit de late twaalfde eeuw. De laatste twee decennia is er werk gemaakt van de bestudering van de Middelnederlandse Karelepiek: er zijn onder meer zes proefschriften verschenen waarin telkens de overlevering van één roman grondig werd bestudeerd; tenminste één proefschrift staat nog op stapel. De zoektocht naar de Oudfranse grondtekst(en) en de beschrijving van de bewerkingstechniek van de Middelnederlandse vertalers resulteerden in tamelijk technische, filologische studies, wat ook in de hand werd gewerkt door de uiterst fragmentarische overlevering van de Middelnederlandse Karelepiek: van welgeteld één Karelroman (de middelbare school-klassieker Karel ende Elegast) bezitten wij een volledige tekst; wat verder rest, is licht tot zeer zwaar gehavend. Dit heeft de toegankelijkheid van het genre geen goed gedaan. Tegen deze achtergrond is het verheugend dat juist uit de hoek van de specialisten, verenigd in de Werkgroep Karelepiek, een drempelverlagende inleiding op het genre is verschenen. De inhoud van de teksten staat in het boekje voorop; geen geweeklaag over de erbarmelijke staat van overlevering, uiteenzettingen over de vormtechnische aspecten zijn tot een minimum beperkt. In de zes centrale hoofdstukken over de belangrijkste thema's uit de Karelromans krijgt de epische wereld gestalte. Samen vormen de goed geschreven stukken een handzame introductie waarin gaandeweg de nodige Karelromans ter sprake komen. Vertoont de Middelnederlandse overlevering hinderlijke lacunes, dan wordt de hulp van de Oudfranse traditie ingeroepen. Waar dat van pas kwam, is recent onderzoek uit binnen- en buitenland verwerkt. Aan het einde van elk hoofdstuk staan verwijzingen naar de bibliografie achterin de bundel. Wat mij betreft, was een afzonderlijke, beredeneerde lijst van tekstuitgaven, vertalingen en deeluitgaven in bloemlezingen een welkome aanvulling geweest. Het pad naar de her en der uitgegeven fragmenten zou er verder door geëffend zijn. Nu wordt de lezer in de loop van het boekje bijvoorbeeld naar zes Chanson de Roland-edities/vertalingen verwezen. En waarom wordt wel de Engelse, maar niet de Nederlandse vertaling van Einhards Vita Karoli Magni genoemd? Nog een kanttekening over de opmaak van het boekje. Dat de typografie van De epische wereld geen schoonheidsprijs verdient, heeft het gemeen met al Coutinho's boeken. Maar ditmaal is ook aan de plaatsing van de reprodukties erg weinig aandacht besteed zodat veel afbeeldingen, ver onder of boven het bijbehorende bijschrift, ‘vrij zwemmen’. De inhoud had beter verdiend. Wat zijn de voornaamste thema's van de matière de France en hoe worden zij uitgewerkt? In ‘Koning Karel: edele vorst of halsstarrige dwingeland?’ laat Irene Spijker zien dat de literaire Karel zich leent voor divers gebruik. Zijn portret varieert in de Karelepiek tussen beide uitersten en is afhankelijk van de positie die de opdrachtgever van de tekst innam in het feodale krachtenveld: was hij een leenman die zich verzette tegen het centrale gezag van een vorst, dan kon de fictie een legitimatie van zijn gedrag bieden door een tirannieke of schutterende Karel neer te zetten, die zijn leenmannen als het ware tot een opstand dwong. Dat de romanpersonages in hun daden vooral geleid worden door hun ‘trouw aan de familie en de eer van het geslacht’, maakt Spijker duidelijk in haar | |
[pagina 240]
| |
tweede bijdrage. Clan-besef is een goede voedingsbodem voor lang slepende veten - ruim vertegenwoordigd in het genre - maar kan ook leiden tot het innerlijke conflict van de dubbele loyaliteit: hoe te handelen als de belangen van het eigen geslacht strijdig zijn met de feodale verplichtingen tegenover de leenheer? Fungeren de feodale relaties en familieverhoudingen in de eerste plaats als bindmiddel in de epische wereld, Bart Besamusca demonstreert dat verraad vaak als een desintegrerende kracht wordt opgevoerd. Volgens hem is voor ‘het geslacht der verraders’ bovendien een belangrijke verteltechnische rol weggelegd: een onverbeterlijke meesterverrader kan zonder veel omhaal van woorden steeds weer nieuwe verwikkelingen op gang brengen. Een ander stereotiep personage in de wereld van de Karelepiek is de heiden of Saraceen. Mieke Lens legt uit waarom Saracenen in Karelromans ‘gedoemd zijn te verliezen’. Zij zijn opgezadeld met de ondankbare taak om als tegenpool van de voorbeeldige christenridder te figureren. Een uitvloeisel hiervan is dat het Saraceense geloof in de teksten uit effectbejag verworden is tot een karikatuur van de islam. ‘(...) in Karelromans treden vrouwen niet handelend op, worden vrouwen geslagen en komt de liefde niet voor (...)’, zo vat Ben van der Have de heersende opvattingen samen over de plaats van de vrouw in de Karelepiek. Met (tegen)voorbeelden die een ‘tamelijk gevarieerd vrouwenaanbod’ te zien geven, nuanceert hij de klassieke visie en hij oppert zelfs dat ‘de hoofse roman voor het schilderen van vrouwenportretten een minder geschikt kader bood dan de Karelroman’. De harde epische mannenwereld lijkt dichter bij de historische werkelijkheid te hebben gestaan, dan de ideale wereld die de hoofse roman ons voorhoudt. Overigens is wel beweerd dat de ogenschijnlijk vrouwvriendelijke hoofse cultuur juist verstarrend heeft gewerkt op de rol van de vrouw in de middeleeuwse samenleving. Als laatste thema bespreekt Bob Duijvestijn de functie van bovennatuurlijke wezens als Elegast, Madelgijs en Obroen in de Karelepiek. Volgens hem representeert het genoemde trio een chronologische ontwikkeling in de Karelroman waarbij de feodale wereld het veld moet ruimen voor het oprukkende fantastische element. Aan het einde van die ontwikkeling staat de Hughe van Bordeus met ‘de grondstructuur van de Arturliteratuur’: ‘het avontuur in een fabelachtige wereld’. Het eerste en het laatste hoofdstuk van de bundel bieden een kader aan het thematische ingerichte kerndeel. In de inleiding geven de twee redacteuren een gecomprimeerd overzicht van de ontwikkeling van het genre en besteden zij aandacht aan de culturele context van de Middelnederlanse Karelromans. Tom Hage probeert in het slothoofdstuk vat te krijgen op de historische dimensie van de Karelepiek: werden deze verhalen, die vaak een historische kern bevatten, in de Middeleeuwen beschouwd als waarheidsgetrouw? Dat is een boeiende maar erg lastige vraag. Hage probeert aannemelijk te maken dat er in middeleeuwse ogen ‘geen fundamentele kloof’ bestond tussen de volkstalige Karel-kroniek en -epiek: in beide gevallen ging het volgens hem om non-fictie. Tegenover de aanwijzingen waarmee hij zijn stelling onderbouwt, staan uitlatingen van Jacob van Maerlant en Jan van Boendale. Deze schrijvers van kro- | |
[pagina 241]
| |
niekachtige werken met een waarheidspretentie verwierpen de Karelromans om hun leugenachtigheid. Volgens Hage dienden deze uitvallen echter vooral het eigenbelang: door de Karelromans in discrediet te brengen, prezen ze hun eigen waar aan. Bovendien kan hun betweterige gedrag worden uitgelegd als aanwijzing dat er wel degelijk geloof aan de verhalen werd gehecht. Luister tot slot naar een fraai staaltje van Boendale:
Sulke maken ooc ghescal,Ga naar margenoot+
Dathi Kaerle hiet die man,
Om datten sijn vader wanGa naar margenoot+
Op enen waghen, aen een dienst wijf.Ga naar margenoot+
God die gheve hem onlanghe lijf,
Die desene loghene dachte
Ende eerst in plaetsen brachte!Ga naar margenoot+
Wel is waar:
Sijn ouder vader, wildijt weten,Ga naar margenoot+
Was Kaerl Marteel gheheten,
Ende was in overspele ghewonnen;Ga naar margenoot+
Maer niet wi gheweten en connen
Weder op karre ofte op waghen:
Ic en hoords nooit boec ghewaghen.Ga naar eindnoot1.
Er is niets nieuws onder de zon: de vorstenhuizen staan al langer met beide benen op de grond en de literatuur laat zich niet onbetuigd. Zou Charles dan toch een kans maken? Erwin Mantingh |
|